Alles wat de Koningin Moeder in zich heeft,
heeft zijn wortels en zijn begin in het Fiat.

In dezelfde toestand als altijd bevond ik me buiten mezelf in een tuin waar ik de Koningin Moeder kon zien zitten op een zeer hoge troon. Ik brandde van verlangen om naar haar toe te klimmen en haar handen te kussen, en terwijl ik een poging deed om te klimmen, kwam Zij naar me toe en gaf me een kus op mijn gezicht. Toen ik Haar zag, ontwaarde ik in haar binnenste een soort lichtbol en binnen in dit licht stond het woord Fiat. Vanuit dit woord stroomden vele verschillende en eindeloze zeeën van deugd, genade en grootheid, van glorie, vreugden en schoonheid en van al wat onze Koningin Moeder in zich heeft. Dus alles was geworteld in dat Fiat en in dat Fiat vonden al Haar weldaden hun oorsprong.

O, almachtig, vruchtbaar, heilig Fiat! Wie kan het verstaan? Ik voel me niet in staat om te spreken. Het is zo groots dat ik niet weet hoe iets te zeggen; daarom kan ik beter ophouden. Toen keek ik verwonderd naar Haar en ze zei me: “Mijn dochter, al Mijn heiligheid is voortgekomen vanuit het woord Fiat. Ik bewoog niet, ik ademde niet, ik zette geen stap, deed geen enkele act, zonder de kracht te ontlenen aan de Wil van God. Het was Mijn voedsel en Mijn alles. Deze bracht voor Mij een heiligheid, rijkdom, glorie en eer teweeg, niet menselijke, maar goddelijke. Hoe meer de ziel zodoende wordt verenigd en versmolten met de Wil van God, des te meer kan ze zichzelf heilig noemen en des te meer wordt ze door God bemind. En omdat ze meer bemind wordt, wordt ze veel meer begunstigd door Hem, omdat het leven van de ziel niets anders is dan het resultaat van de Wil van God. En als zij één enkel iets is samen met Hem, wat kan Hij anders dan haar beminnen?”

Daarom moeten we niet kijken of er veel of weinig wordt gedaan, maar in plaats hiervan of het gewild wordt door God, omdat God meer kijkt naar de kleine act volgens Zijn Wil, dan naar de grote act zonder Zijn Wil.